De lippen van Ruby Woo zijn altijd rood. Dag en nacht. Waar ander lippenrood gedurende de dag op gaat in woorden en koppen koffie, blijven die van Ruby Woo rood. Bloedrood. Aardbeirood. Robijnrood.
Wanneer ze, met de kou in haar botten haar fiets afstapt en parkeert in het tochtige fietsenhok, haar tas uit het kinderzitje vist , haar jas rechttrekt en met fiere stappen het schoolplein opstapt... dan zijn haar lippen woestrood. Ze hebben de kou en de wind verslonden.
Haar eerste slokken van de lauwe thee uit de koffiemachine laten vederlichte sporen van het rood na op de ‘Beste juf’ mok uit het keukenkastje.