Het parkeerterrein vult zich snel. De mannen van het parkeren wuiven iedereen naar zijn plek. In de rijtuigenloods verzamelen zich de mannen maar vooral de vrouwen. Met rammelende koffiekopjes op stenen schoteltjes in hun ene hand, dragen ze hun zware schooltassen over hun andere schouder. Tussen blauw verlichte wagons babbelen ze voort en kijken rond, hun voeten stevig geklemd tussen de treinrails. Ooit werkten in deze vroegere werkplaats voor goederenwagons bikkels van kerels in de smederijen en aan de draaibanken. Nu is de hal een vergadercentrum en roodheet verhit terwijl de wind de houten spanten laat kraken. Ze fluisteren iets over excellente scholen en de mannen en de vrouwen knikken. “Ja, we zijn excellent” smoezen ze.
Ik kijk mijn ogen uit. Ik herken ze. De onderwijsmannen en onderwijsvrouwen. Op weg naar deze plek dreigde ik even te verdwalen maar zij brachten mij meteen op het goede spoor. Ik zag ze lopen. Met hun ferme pas, met hun tassen en hun jassen en wist het meteen. Dat zijn ze. Ik hoef ze alleen maar te volgen. Ik hoor bij ze, ik hoor niet bij ze.
De vrouw bij het tafeltje naast de wagon met het blauwe licht steekt met kop en schouders boven iedereen uit. Haar bril met vleugels verdwijnt af en toe onder een wolk grijs haar. Haar enorme gestalte schuift heen en weer tussen koffie en tafeltje. Ze haalt suiker en melk. Haar grijze lokken dansen in het rond. Ik denk te weten wie ze is. Wat doet ze hier? De man naast mij ziet het ook. Hij kijkt mij verbaasd aan.
Het is tijd vindt de organisatie en het schoolvolk loopt gedwee naar de volgende hal. De stoelen staan in rijen van tien. Ik zit op nummer tien. Zij gaat voor mij zitten, eveneens op nummer tien. Haar grijze lokken schudt ze achterover. Ze trekt haar zwarte blouse recht en schikt de zwartglimmende steentjes die rond haar decolleté de nek in gaan op volgorde. Wolken parfum ontsnappen aan het zwarte nylon.
Ook hier kraken de spanten. Staatssecretaris Dekker hoort het ook. Hun excellente gefluister. Hij vertelt ons graag te willen ruilen met Gaston. Van de postcodeloterij. Zijn vlak gewaaide kuif gaat op en neer wanneer hij lacht. De voorhoede van het Nederlands onderwijs doet zijn stinkende best, vindt hij. En ze zitten voor hem en ze zijn allemaal excellent, zegt hij.
Ik bekijk haar achterhoofd. Haar grijze lokken lijken niet echt. Ik buig mij naar voren en bespeur een nylon randje vlak onder de rand van haar haar. Er piept een spriet ander haar onderuit. Ze schuift haar vleugelbril telkens haar neus op. Stoppels lopen langs haar kin.
Andere sprekers volgen. Ze spreken over docenten in hun kracht zetten en eigenaar van het probleem maken, dat leiders er eigenlijk niet hoeven te zijn en dat we niet naar Finland hoeven maar in Nederland moeten blijven.
Ze staat op. Moeizaam. Ik hoor haar knieën kraken. Haar zwart gelakte schoenen hebben een zebraprint en een rode sleehak. Maat 45. Minstens. Ze zet haar voeten plat en lomp neer. Ze loopt naar voren. De nagels van haar enorme handen dragen zwarte nagellak.
Als ze terug loopt is ze hoogleraar astronomie. Ze sprak over de verwondering. Die wil ze terug in het onderwijs. Voordat ze weer voor mij gaat zitten, zet ze haar haren recht op haar hoofd en knipoogt ze naar me.
vier reacties op "Verwondering"