Ergens in het voorjaar kwam ik op weg naar de supermarkt een wat slungelige Antilliaanse jongen van hooguit twintig tegen, die ik al zo vaak in de buurt had gezien dat ik hem groette. Hij wandelde een eindje mee en we babbelden over het lawaai van de ganzen in de vijver en dat het nu toch eindelijk een beetje mooi weer begon te worden.
En of ik een euro had voor wat te eten.