Wachtend op de bus (1):
‘Het is koud he?’
‘Ja, brrrrr.’ (zwaait met zijn armen)
Wachtend op de bus (2):
‘Het is koud he?’
‘Ja, gelukkig heb ik net een nieuwe muts en sjaal gekocht.’
‘O dat is wel lekker ja, mooi ook.’
‘Dank je.’
Wachtend op de bus (3):
‘Het is koud he?’
‘Ja, heb jij misschien een sigaret voor mij.’
‘Nee, ik rook niet.’
‘Ok.’
Wachtend op de bus (4):
‘Het is koud he?”
‘Nogal, weet jij of deze bus naar het centraal station gaat.’
‘Ja, dat gaat hij zeker.’
‘Mooi.’
En in de bus was het weer stil… daar had iedereen het warm genoeg.