Ergens in het voorjaar kwam ik op weg naar de supermarkt een wat slungelige Antilliaanse jongen van hooguit twintig tegen, die ik al zo vaak in de buurt had gezien dat ik hem groette. Hij wandelde een eindje mee en we babbelden over het lawaai van de ganzen in de vijver en dat het nu toch eindelijk een beetje mooi weer begon te worden.
En of ik een euro had voor wat te eten.
Normaal zeg ik op dergelijke verzoeken resoluut nee, want anders kun je wel aan de gang blijven. Maar na vijf minuten small talk kun je natuurlijk niet meer terug, dus viste ik met grote tegenzin wat kleingeld uit mijn portemonnee. Hij had geen werk, vertelde hij. En ook geen opleiding. Hij kwam uit Dordrecht en had besloten hier zijn geluk te beproeven. Ik wees naar het pas opgeleverde Cultureel Educatief Centrum Zuidoost, waar hij volgens het buurtkrantje terecht zou moeten kunnen voor een baan of scholing. Duidelijk antwoord kreeg ik niet. Ging ik boodschappen doen?
Ja, ik ging boodschappen doen, en ik was opgelucht toen hij niet buiten op mij bleek te hebben gewacht.
Eergisteren zag ik hem weer. Hij stond voor de ingang van winkelcentrum Kraaiennest, onder het parkeergebouw van Kleiburg. In het hoekje waar de buurtdronkelappen met hun lange grijze baarden en hun rode, opgezwollen hoofden ondanks alcoholverbod en cameratoezicht bier drinken, en waar de pislucht je de adem beneemt. Hij had vet haar. Pukkels. Wallen onder zijn ogen en vlekken in zijn gezicht.
Hij begroette me als een oude vriend, pakte mijn hand stevig vast en vroeg hoe het was. “Nou, wel goed”, murmelde ik, en ik geneerde me voor alle keren dat ik zijn groeten vluchtig had beantwoord om daarna met gefingeerde haast snel door te lopen. Had ik een euro voor hem? Of wilde ik een pilsje meenemen uit de Albert Heijn?
Met een tas vol vanilleyoghurt, kiwi’s, verse olijven en snoepjes voor de poes stond ik even later weer buiten. En met halve-literblik Euroshopperbier. “Kijk eens”, riep ik hem – het protesterende stemmetje in mijn hoofd overschreeuwend. Hij pakte het blik dankbaar aan en ik drukte hem drie pakjes sinaasappelsap in zijn andere hand. “Drink je deze alsjeblieft ook op?”
Het sap suste mijn geweten enigszins, want wie veel drinkt, heeft weinig weerstand. En als ik bier voor hem kocht, dan kon ik tenminste een beetje over zijn gezondheid waken. Maar eigenlijk had ik hem, op die mooie lentedag, gewoon aan zijn oren naar het CECZO moeten sleuren.
vier reacties op "Euroshopperbier"
maar geef nooit geld of alcohol.