
Nadat ik mijn identiteitsbewijs had afgegeven, vroeg de agent om mijn adres. Dit is waar mijn chagrijnigheid begon op te spelen: "Het lijkt me niet dat ik mijn adres op hoef te geven als u aan de hand van de gegevens op mijn identiteitsbewijs toch wel controleert of dit adres klopt." De agent wilde echter uit mijn mond m'n adresgegevens horen. Sterker nog, hij 'orderde' mij mijn adres op te geven. Ik keek op de klok van de Munttoren en zag dat ik al te laat was voor mijn college. "Meneer de agent, u heeft daar mijn ID-kaart in uw hand met al mijn gegevens. Die boete komt heus wel bij mij in de bus. Ik vertel u mijn adres niet."
Daar stonden we, tussen de resten van de sneeuw.
"Wat doen we nu?" vroeg de agent bits.
"Dat vraagt u aan mij? U bent de agent."
De agent moest nadenken. Na een lange stilte zei hij: "Dan neem ik je mee naar het bureau."
"Goed," zei ik. "Gaan we lopen?"