<%image(20050714-bloemenzee.jpg|140|140|Bloemenzee)%>
Martin Verbeet valt deze dagen niet te benijden. De stadsdeelvoorzitter van Amsterdam Oost/Watergraafsmeer sprak zich uit tegen een permanent herdenkingsteken op de plek waar Theo van Gogh is vermoord. Heel Amsterdam viel over hem heen. Toch begrijp ik Verbeet wel: hij probeert zijn stadsdeel bij elkaar te houden. Verbeet handelt naar het credo van het opperhoofd van de stad, Job Cohen. Ik kan minder sympathie opbrengen voor de schijnheiligheid van de criticasters van Verbeet.Na de woorden van Verbeet werd er niet om uitleg gevraagd. De messen werden geslepen. Er werd een bak stront over Verbeet gekieperd. Naast kritiek van zo’n beetje iedereen die ooit een voet heeft gezet in Amsterdam, kwamen er ook scherpe veroordelingen vanuit de partij van Verbeet zelf, de PvdA. Een opsomming:
Het is ongelofelijk dat dit soort hopmannen bestuurlijke verantwoordelijkheid draagt en de wereld op z’n kop zet. Ik Verbeet mij. Ik verbijt mij. Wat mij betreft krijgen bestuurders als Verbeet wél een monument, een heel erg blijvend monument, een betonnen monument van lelijkheid als markering van hun vileine domheid. (…) Henk Spaan kon het vroeger zo ijskoud fraai laten schallen. "Vuilnisman! Kan deze zak ook nog mee?"
Kapser van Noppen, heeft een woordgrap nodig om zijn woede te uiten
Martin Verbeet. Een man van vroeger. Een PvdA’er. De oude reflexen. Diepe schaamte.
Marcel Duyvestijn, zet gelijk de oude garde te kakken
Natuurlijk moet er een permanent gedenkteken komen.
Lodewijk Asscher, genuanceerd en duidelijk
Met zulke partijgenoten heb je geen vijanden meer nodig.