Hij werkte in de horeca. Was barkeeper. In een etablissement waar dichtersmiddagen werden gehouden. Werd gebeten door de microbe van de poëzie. Ging zelf te dichten. Begon die gedichten voor te dragen. Stopte met zijn baan. Werd fulltime poëet. Een meer Amsterdamse dichter heb ik nog nooit gehoord. Recht voor zijn raap. Uit het hart.
Met liefde voor de taal. Met liefde voor het leven. Met liefde voor de stad.
Poëzie omdat het moet. Omdat hij het niet laten kan. Uit noodzaak. Als levensader.
Langzaam rijst zijn ster. Als helder licht in een donkere tijd.