De dag dat sinterklaas de school verlaat, staat er in de middag een grote plastic boom. Een ijzeren staak gevuld met op pinnen gestoken dennentakken. Een kakofonie aan ballen en slingers vullen binnen korte tijd de nepboom. In alle denkbare vormen en kleuren. Wat er niet in past hangt, staat of ligt in de hal. Plastic takken draaien zich om de grote grijze pilaren, gouden slingers en veren ballen hangen vanaf het balkon naar benee, een zilveren kroonluchter komt van het plafond, grote kartonnen kerstmannen en rendieren staan tegen de muren. Het is oogverblindend.
De kerstversieringen reiken tot in de klassen maar niet tot de vele kantoortjes die de school rijk is. Een van de kantoortjes blinkt uit in kaalheid. Schoolarts, icter, coach, vrijwilliger en psycholoog huizen er op verschillende dagen in de week. Het kantoor is van iedereen en dus van niemand. Er staat een bureau met een computer, een niet goed sluitende kast met spullen die van niemand zijn, een tafel met een wisselend aantal stoelen. Op de kast staat een glazen vaas met een roze papieren bloem. Het hart van de bloem is weg.
Hij is op weg naar het kale kantoor. Hij loopt voor mij. Zijn dunne haar wuift omhoog. Zijn benen krommen zich, alsof het paard net onder hem vandaag is gelopen. Hij loopt met opgetrokken schouders. Zijn zwarte aktetas en twee, tot aan de rand gevulde, AH tassen draagt hij met zich mee. Ik hoor hem mompelen. Ik versnel mijn pas. Hij moppert: “Verdomme, ook nog mijn eigen kersttroep meenemen”.
Ik kom hem tegen bij het koffieapparaat. Hij kijkt mij aan maar merkt mij niet op. Met een volle kop vertrekt hij naar het kale kantoor. Ik kijk hem na. Zie ik daar iets glinsteren in zijn haar?
Het kantoor naast hem is de mijne voor die dag. Ik hoor hem schuiven met stoelen, schuifelen langs de muren, het raam openen en weer dichten, licht getik op de muren. Hij vraagt mij om punaises, spijkertjes, verlengsnoeren, tierips. Dan is het stil. Geen geschuifel en getik meer. Alleen………als ik heel goed luister…..
Als ik wegga, kijk ik door het kleine raampje in de deur van het kantoor naast mij. Er knipperen lichtjes in alle kleuren en overal. Alles glinstert van zilver en goud. Bij het raam staan kleine huisjes met lichtjes, een kerstboompje en een treintje die rondjes rijdt. Alles is sneeuwwit. Hij zit aan de computer. Hij ziet er anders uit. Hij heeft een rode jas en broek aan. Op zijn hoofd een rode muts met een witte bontrand. Hij kijkt op. Zijn lippen zijn rood gestift, een witte baard omvat de contouren van zijn kaken. Hij steekt zijn hand op. Zijn mond vormt de woorden HOHO. Hij likt langs zijn lippen. Dan staart hij weer naar het scherm van zijn computer.
Reageer op "Kersemus"