Amsterdam - Met
De Avonden, de debuutroman van Gerard Reve, is iets wonderlijks aan de hand. Het boek riep, bij verschijnen in 1947, sterk gemengde reacties op, maar de meeste critici waren het erover eens dat het een stem gaf aan de generatie, die 'min of meer verdoofd en zonder geloof' uit de oorlog was gekomen. Uiteraard hebben de critici het hier over de generatie van Reve zelf, die tijdens de oorlog volwassen is geworden. Nu beginnen Reves leeftijdgenoten langzaam uit te sterven, maar het vreemde is dat ook latere generaties zich volop met Frits van Egters lijken te identificeren.
In mijn directe omgeving ken ik mensen die tien, twintig, soms wel vijfentwintig jaar na Reve geboren zijn, en die beweren te zwelgen in nostalgie bij het lezen van
De Avonden. Iedereen die de late jaren '40, de jaren '50 en zelfs de vroege jaren '60 heeft meegemaakt, al is het maar als peuter, schijnt de kleinburgerlijke atmosfeer en de afschuwelijke beklemming van huize Van Egters te beschouwen als een feest van herkenning. 'Zo was het,' hoor je ze geregeld zeggen, 'zo was het.'