Dat het ook anders kan is te zien in de Spaarndammerbuurt. In de tuin van museum Het Schip is eind mei een kleine expositie geopend van straatmeubilair in de stijl van de Amsterdamse School. Vanaf het terras kun je er onder het genot van een kop koffie kijken naar voorwerpen die voor een groot deel uit het straatbeeld verdwenen zijn: prachtig gestileerde lantaarnpalen, brandmelders, de oude cilindrische afvalbakken, de zware gietijzeren splitskasten van het GEB en de blauwe bussen van de Gemeentegiro.
Rond diezelfde tijd ontwikkelde een aantal relatief jonge architecten, aangevoerd door Jan van der Mey, Michel de Klerk en P.L. Kramer, een plastische, expressionistische bouwstijl die de geschiedenis in zou gaan als de Amsterdamse School. Door de enorme uitbreidingsplannen van de gemeente kregen deze architecten de unieke kans om hun stempel te drukken op een groot deel van de stad, niet alleen op de gebouwen, maar ook op het straatmeubilair.
Bij het bekijken van de in de museumtuin tentoongestelde voorwerpen valt vooral op met hoeveel zorg ze ontworpen zijn. Natuurlijk: straatmeubilair is een noodzakelijk kwaad. In een zorgvuldig gepland straatbeeld kan een afvalbak of reclamezuil verschrikkelijk op de zenuwen gaan werken. En een tot in de puntjes uitgedokterd ontwerp voor een huizenblok kan zomaar worden verpest door een achteloos tegen de gevel geplaatste schakelkast. Maar de in de Spaarndammerbuurt tentoongestelde ontwerpen kunnen, zelfs 85 jaar na dato, nog altijd worden omschreven als 'decoratief' of 'met zorg ontworpen'. Daarmee staan ze in schril contrast tot de functionalistische eenheidsbagger die na de oorlog in onze straten is neergekwakt.
Bij de Amsterdamse uitbreidingen van voor de oorlog werd veel aandacht besteed aan een verzorgd straatbeeld, waarin esthetisch verantwoorde objecten in nauwe onderlinge samenhang werden neergezet. Ook in de eerste vier decennia na de oorlog zijn in Amsterdam grote uitbreidingen gerealiseerd. Maar het idee dat nieuwe wijken niet alleen doelmatig, maar ook mooi mochten zijn, schijnt al bij de aanleg van de Westelijke Tuinsteden te zijn losgelaten. En hoewel er sinds de jaren '90 eindelijk weer eens fraaie gebouwen worden neergezet, blijft het armoe troef wat het straatmeubilair betreft. Zelfs de aanleg van IJburg, toch een van de grootste stadsuitbreidingen van de afgelopen decennia, heeft hierop geen gunstige invloed gehad.
Als voorbeeld voor het contrast tussen voor- en na-oorlogs ontwerp kunnen we twee lantaarnpalen vergelijken. De ene paal staat in de museumtuin van Het Schip. Hij is ontworpen door de architect P.L. Kramer, als onderdeel van één van de 400 bruggen die hij in Amsterdam ontwierp. Het is een fraaie, wigvormige matglazen lantaarn in een glimmend koperen lijst, aan een sierlijk bewerkte houten paal. Natuurlijk is zo'n straatlantaarn allerminst vandalismebestendig. Maar vermoedelijk wekt hij ook minder vernielzucht op dan moderne lantaarnpalen.
De andere lantaarnpaal is de overbekende paalkoparmatuur van Friso Kramer. Inderdaad, de zoon van. Het model is van een soort functionele oervorm: rechttoe, rechtaan, paal, conisch armatuur, deksel, klaar. Het is niet fraai, het is niet eens lelijk. Het is kleurloos, saai en onopvallend, behalve misschien op druilerige najaarsdagen, wanneer de massale aanwezigheid ervan de depressie tot stormkracht doet aanwakkeren.
Is Friso Kramer nu een mindere ontwerper dan zijn vader? Nee. Sterker nog: hij is een goed en succesvol ontwerper. Maar wel een ontwerper in een tijdsgewricht waarin lokale overheden andere eisen stellen dan ten tijde van de Amsterdamse School. Zijn lantaarnpaal, die de enigszins futloze naam Industria 2000 draagt, is eenvoudig en goedkoop te produceren. Sinds 1960 zijn er ruim een half miljoen van gemaakt. Bij honderdduizenden verlichten ze onze straten, pleinen en perken.
En weet u wat het erge is? Ze zijn niet kapot te krijgen. Geloof me, ik heb het geprobeerd. Want vlak naast mijn huis staat zo'n onding. Nacht in, nacht uit werpt het zijn naargeestige licht door mijn slaapkamerraam naar binnen. Daar helpen geen gordijnen aan. En eeuh... Verdomd, nou je 't zegt... Lezer, neem me niet kwalijk. Vergeet wat ik aan het begin van dit stuk beweerd heb. Er ligt wel degelijk iemand wakker van straatmeubilair.
Museum Het Schip
Spaarndammerplantsoen 140
1013 XT Amsterdam
020 4182885
Geopend wo. t/m zo. 13.00 t/m 17.00 of op afspraak.
www.hetschip.nl
De straatmeubilairtentoonstelling [3x woordwaarde] bevindt zich in de tuin van de lunchroom, Oostzaanstraat 28.
Het zou in de huidige designcultuur toch mogelijk moeten zijn om mooie palen neer te zetten?