Ze zijn allemaal gekomen. Haar man knijpt nerveus zijn handen in elkaar. Elke vinger draagt een getatoeëerde letter. Hij haalt om de paar seconden zijn neus luidruchtig op. Zijn broer zit naast hem. Hij legt af en toe zijn gespierde arm om de schouders van haar man. Zijn kaalgeschoren hoofd is volgeschreven met voetbalwoorden in rood en wit.
Beide dochters zijn er ook. Hun geblondeerde haren zijn identiek geknipt. Ze malen hun kauwgom tussen tanden en kiezen terwijl ze met een plastic schuifapparaatje nieuwe sigaretten schuiven. Hun kinderen scharrelen rond, springen op en af de stoelen in de wachtkamer en zitten elkaar achterna. Vijf zijn het er. Als het geschreeuw te luid wordt, schreeuwen de blonde moeders terug. De buurvrouw is net binnen gekomen. Ze neemt vier stoelen in beslag. Twee voor zichzelf, twee voor haar tassen.