Ik stond met mijn echtgenote op de drukke tramhalte op het Roelof Hartplein. Het was een prachtige dag, de zon scheen volop, ik liep in mijn colbertje en had mijn zonnebril op.
Dat is natuurlijk vragen om moeilijkheden.
Enige meters van mij vandaan stond een man met overvloedig zweet op het voorhoofd. Ik vond hem een type toreador, maar dan eveneens met een colbertje aan. Zo'n enigszins Spaans aandoend mannetje, met donker, achterover gekamd haar. Hij hield mij al een tijdje in de gaten en wierp mij schichtige, duistere blikken toe. Hij balde daarbij herhaaldelijk zijn vuisten en mompelde opgewonden in zichzelf.
Mijn echtgenote dirigeerde mij resoluut naar de kop van de tramhalte, uit de buurt van de toreador. Ikzelf ben namelijk zo'n goedzak die ook nog eens het gesprek aangaat met dergelijke types. Of erger nog: wil informeren hoe het staat met de medicijnen. Mijn vrouw is gelukkig verstandiger in die dingen. Zij weet wanneer het tijd is om weg te wezen.