Het liefst ligt ze op de plastic blauwe mat onder het speelhuis. De mat zorgt ervoor dat vallende kinderen zacht terecht komen. Inmiddels ligt die vol met zand van de spelende kinderen die er in het daglicht zijn. Dat maakt haar niet uit. De mat wordt er niet minder zacht om. Het is er dag en nacht een goeie verstopplek. Dat hebben de kinderen en zij ontdekt. Dagelijks keert ze het leger der verslaafden voor de nacht de rug toe en reist ze van het centrum naar Amsterdam Noord. Ze neemt altijd de lange pont naar de NDSM en gaat voorop het dek staan. Met naast zich haar koffer op wieltjes en haar rugzak laat ze haar lange klitteharen wapperen in de IJwind. Ze snuift de waterlucht op. Aaahhhhhhh. Haar hand in haar zak houdt stevig het bolletje bruin vast. Ze loopt langzaam de pont af. Ze veegt haar haren weg van haar gezicht en mond. Ze voelt nog even in haar zak en begint haar wandeling naar de blauwe mat.
Ze wacht tot iedereen weg is. Kinderen, vaders en moeders, juffen en meesters …….Ze staat aan de overkant en leunt tegen het getraliede bouwhek. Ze kijkt naar het voorbijgaande verkeer. Maar meestal kijkt ze naar de grond. De muts van haar zwarte jack strak over haar hoofd getrokken. Als ze moe wordt, gaat ze zitten op de weekendtas. Haar armen rusten op haar knieën. Haar vuile handen strelen de wind.
Als iedereen weg is, is het nog een beetje licht. Ze pakt haar spullen en loopt het schoolplein op. De blauwe mat onder het speelhuis ligt bezaait met rode en gele zandbakvormpjes en schepjes. Ze pakt ze op en legt alles in de zandbak. Haar handen woelen door het zachte zand. Heel langzaam. Ze loopt terug naar de blauwe mat. Ze maakt haar bed. Deken na deken om op en onder te liggen. Ze kijkt om zich heen. Niemand die haar ziet. Ze haalt het bolletje bruin uit haar zak.
De wijkagent weet dat ze er is. “Verwen haar maar niet met koffie of eten. Dan is ze nooit meer weg te krijgen”.
In de ochtend treffen we haar. Ze ligt niet meer op de blauwe mat, maar zit in elkaar gedoken op een van de banken. Na een kop koffie vragen we haar te vertrekken.
“Er komen zo kinderen. Dan kun je hier niet meer zijn.”.
Ze knikt en antwoordt: “Ich verstehe”.
Ze drinkt haar koffie. “Dankoewel”
Ze staat op en loopt het plein af. De tassen hangen zwaar om haar schouders.
Wekenlang reist ze over het water naar het schoolplein zonder kinderen. De mat maakt langzamerhand ruimte voor haar contouren. Na de koffie, ich verstehe en dankoewel is ze weer weg.
En dan ineens komt ze niet meer terug. Ze blijft weg. De wijkagent heeft haar ook niet meer gezien. Hij schudt zijn hoofd. “Ze blijven nooit lang ergens”.
De blauwe mat blijft leeg. Het oppervlak strijkt zich glad. Alleen de kinderen verstoppen zich er nog. In de hoek waar haar bed was, ligt een wieltje van een koffer.
Reageer op "Slapen"