Reigers op de Prinsengracht, parkieten in het Vondelpark en meeuwen op het IJ: aan vogels is in Amsterdam geen gebrek. Maar welke soorten breiden zich uit, welke blijven stabiel of dreigen te verdwijnen? Onderzoekers hebben een pijnlijk vaag idee van hoe het de stadsvogels vergaat. Toch wordt die kennis steeds belangrijker, want inmiddels bestaat 16% van Nederland uit stedelijk gebied. Daarom is SOVON Vogelonderzoek Nederland in 2007 begonnen met het Meetnet Urbane Soorten (MUS), een langjarig project om de vogelstand in de steden in kaart te brengen.
Iedereen kan een telgebied voor zijn rekening nemen. De enige voorwaarde die wordt gesteld is kennis van de stadsvogels (zo'n 35-75 soorten) en hun geluiden. Voor (aankomende) tellers die twijfelen aan hun kennis heeft SOVON een speciale internetcursus samengesteld.
Eind maart bezoek ik de SOVON-site om te kijken of er in mijn buurt nog een telgebied vrij is. Tot mijn vreugde blijkt mijn eigen postcodegebied, 1107, nog niet bezet. Ik schrijf me in als vrijwilliger en ontvang de telinstructies. De weken daarna breng ik door met het afstoffen van mijn kennis van vogelgeluiden.
In mijn enthousiasme leg ik een zekere nerdiness aan de dag: ik zet drie CD's met vogelgeluiden op mijn iPod, die ik in de metro naar het werk beluister. (Weer eens wat anders dan de Pixies.) Ik wandel door de binnenstad of door parken en probeer alle vogels op geluid te identificeren. En 's morgens om half vijf, als de vogels in mijn buurt met hun ochtendzang beginnen, zit ik rechtop in bed. Is dat een heggemus in de achtertuin?
Op een plattegrond van Zuidoost zet ik een route uit langs alle telpunten; het eerste punt ligt nog geen honderd meter van mijn voordeur. Op een fraaie zondagmorgen klim ik uit m'n nest en een half uur voor zonsopgang ga ik, gewapend met verrekijker, tellijst en schrijfgerei, op pad. Voor alle zekerheid heb ik ook een vogelgids meegenomen - je weet nooit of je ergens een vreemde eend tegenkomt.
Een van de leuke dingen van mijn postcodegebied is dat het aan de uiterste rand van de stad ligt. De variatie is er enorm. Er zijn telpunten in grauwe, boomloze straten en tussen appartementenblokken, maar ook in stukjes rietmoeras, in bosachtig gebied of met vrij uitzicht over de polders. Al bij het eerste telpunt blijkt dat de 36 stadsvogelsoorten op de voorgedrukte lijst niet volstaan: tussen het gekwetter van koolmezen en het gekras van zwarte kraaien klinkt duidelijk het geluid van een koekoek.
En zo gaat het verder. Natuurlijk behoort het merendeel van de getelde vogels tot vrij algemene soorten, maar bij vrijwel ieder telpunt is wel iets bijzonders te zien. Een biddende torenvalk boven de Schoonhovendreef, de grutto's en scholeksters bij de Hollandse Kade, een fazant in Gein IV, een vette bruine buizerd bij de spoordijk en vijftien zeer verontwaardigde spreeuwen, die boven de Ruwelswal een sperwer verjagen. Stadsduiven zijn opvallend afwezig (er zitten er flink wat bij winkelcentrum Reigersbos, maar daar ligt geen telpunt), hun plaats lijkt te worden ingenomen door Turkse tortels.
Bij de Hoge Dijk, waar ik een mooie lijst denk te halen, blijft de score hangen. In de rietkraag bij mijn telpunt maakt een spotvogel zo'n misbaar dat ik mijn uiterste best moet doen om de andere vogels te kunnen onderscheiden. Ik kan nog twee koekoeken noteren, dat dan weer wel. Wat verderop sta ik volkomen gedesoriënteerd om me heen te kijken. Ik heb flink geoefend op het herkennen van vogelgeluiden, maar wat ik nu hoor kan ik absoluut niet thuisbrengen. Nader onderzoek wijst uit dat in een naburige tuin een volière vol exotische vogeltjes staat. Hm, die noteren we maar niet.
Waarover gesproken: moet ik al die grutto's eigenlijk wel noteren? Per slot van rekening zitten die niet in mijn postcodegebied, maar zelfs in een hele andere provincie! En daarnaast: kun je een telpunt met vrij uitzicht over een veenweidengebied wel 'stedelijk' noemen? Terwijl ik sta te peinzen komt een dame voorbij die in peignoir (haar krulspelden heeft ze thuisgelaten) heur hondje uitlaat. Ja, besluit ik, dit is stedelijk gebied. Bovendien is de telinstructie duidelijk: 'Tijdens de telling worden alle waargenomen vogels genoteerd. Dus ongeacht de afstand van de vogel tot het telpunt (gewoon alles opschrijven wat te zien of te horen is).'
Dat lijkt me helder, ik heb gewoon mazzel met m'n telgebied. Even later, terwijl ik in de Gaasperzoom een nachtegaal noteer, denk ik even aan mijn collega-teller in postcodegebied 1012, die rond deze tijd vermoedelijk patatduiven staat te turven op de Dam. Er glijdt een brede grijns over mijn gezicht. Wie zei dat het niet leuk is om in Zuidoost te wonen?
tien reacties op "Stadsvogelonderzoek in 1107"
Volgens mij zitten spotvogels niet in rietkragen, was het geen Kleine Karekiet? Is sowieso nogal vroeg voor de tijd van het jaar.