Een mooi moment om de hele dag uit het raam te kijken is zondag. Tenminste, als je net als ik uitkijkt op een plateau met ondergrondse afvalcontainers. Tevens dé verzamelplek voor grofvuil. Hoewel je officieel pas 's avonds je overbodige 'grote spullen' mag achterlaten, doen de buurtbewoners elkaar een plezier en gooien zondagochtend alles wat stuk is of nog heel is maar gewoon weg moet, op een hoop.
Net als mijn overburen druk ik zo nu en dan mijn neus tegen het raam om te kijken wat er ligt. En als die ene ontbrekende plantenbak of die langgezochte lamp dan ineens voor het grijpen ligt, is het zaak om een sprintje te trekken.
Het is een mooie wederdienst van geven en nemen. En omdat ik zelf ook weleens iets meeneem, dacht ik de buurt een dienst te bewijzen door eindelijk de beslissing te nemen om mijn geliefde rode bank, die in goede staat was maar al een tijdje de huiskamer blokkeerde, op straat te zetten.
Na een traantje te hebben weggepinkt, keek ik vol verwachting uit het raam. Wie zou er op afkomen? Zou men gaan proefzitten? Waar zou mijn bank vannacht slapen? Maar het was geen goede dag voor de bank; toen het donker begon te worden stond hij er nog. En ook op het moment dat ik midden in de nacht het gordijn nog even opzij schoof, ving ik een rode glimp op.
Toen de zon en daarmee ook de afvalauto met grijper aan de horizon verscheen, durfde ik niet meer te kijken. Gelukkig is het pas over een week weer grofvuil.
je had natuurlijk ook kunnen besluiten op de bank te gaan slapen.
kwam je meteen te weten waar je geliefde bank onderdak kreeg.