Twee wijken, twee werelden. De huizenblokken in de Apollobuurt aan de oostkant zien er in tegenstelling tot die uit de Stadionbuurt, aan de westkant, heel goed uit. De huizenblokken zijn goed onderhouden, de woningen net wat ruimer. ‘Het onderscheid tussen rijk en arm is natuurlijk relatief’, vertelt gebiedsbeheerder Gerrit Gunzeln van stadsdeel Oud-Zuid. ‘Maar het is wel duidelijk dat de Marathonbuurt, als onderdeel van de Stadionbuurt, in zijn geheel bestaat uit bezit van woningcorporaties. Het ziet er wat armoediger uit.’
‘Ja, je ziet wel een verschil. De huizen aan deze kant zijn wat beter onderhouden’, zegt Katie (22) die op weg is naar de VU om een belangrijk tentamen te maken. ‘De huizen aan de andere kant zijn wat slonziger, het is moeilijk te beschrijven, maar je ziet het wel duidelijk.’ De goede kant van het plein bestaat dan ook voor het leeuwendeel uit koopwoningen, zo blijkt uit de Atlas Sociale Woningbouw. Ook gebiedsbeheerder Gunzeln heeft de indruk dat de mensen aan de oostkant wat ‘welvarender’ zijn.
‘Op het plein zelf merk je daar weinig van’, zegt Pierre Wolf van voetbalclub Swift. ‘Ik let niet zo op de gebouwen.’ Het plein is onderdeel van een wijk die is gebouwd in de aanloop naar de Olympische Spelen van 1928. Al sinds het ontstaan staat het in het teken van sport. Naast een voetbalclub en een sportmedisch centrum, kan de sportliefhebber ook terecht op de openbare sportplaats. Je kunt er niet alleen voetballen of tennissen, maar ook skaten. ‘Een sportpark kun je het beter noemen’, zegt voorbijgangster Marjan. ‘Mijn zoon heeft hier nog gevoetbald, bij Swift.’
De club is de voornaamste gebruiker van het plein. ‘In vergelijking met andere clubs zijn wij behoorlijk blank’, zegt Cor Verhoeff van Swift. De vereniging trekt hoofdzakelijk leden uit de Apollobuurt. ‘In de afgelopen jaren is dat wel wat veranderd. De laatste jaren komen er via allerlei projecten vanuit het stadsdeel steeds meer Marokkanen bij ons voetballen. Dat is nu al een kwart. En ja, die komen voor een groot deel uit de Stadionbuurt.’ Dergelijke ontwikkelingen groeien historisch, aldus gebiedsbeheerder Gunzeln. Erg noemt de beheerder dat niet. ‘Het valt ook weer te veranderen als je dat zou willen.’
Ook het stadsdeel zet in op het sportieve karakter van het plein, als verbindingspunt tussen de wijken. De nieuwe omheining rondom de sportvelden is daar een resultaat van. ‘Hier trainde Fanny Blankers-Koen’, prijkt er in sierlijke stalen gouden letters aan het nieuwe hek. Het monument herdenkt de grootste atlete van de twintigste eeuw, die op het plein de basis voor haar latere successen legde. Het herinneringsteken vormt het sluitstuk van een lang project waarin het Olympiaplein volledig op de schop is genomen. Het stadsdeel vernieuwde de sportvelden, legde de openbare sportplaats aan en liet een volledig nieuwe omheining ontwerpen.
De helikopter is inmiddels weer opgestegen. Alsof er niets is gebeurd, stapt de jongen weer op zijn skateboard. Passanten en buurtbewoners lopen verder of keren huiswaarts. Ieder naar een andere wijk. In het weekend zullen de bewoners elkaar weer tegenkomen om een potje te voetballen, want dat is wat de wijken bindt.
drie reacties op "Grens tussen chique en volks"
Ik kijk naar die buurt nog steeds een beetje met de blik van een kind of van een middelbare scholier.
Mijn moeder vroeg mij vaak boodschappen te doen aan de andere kant van het plein, vooral bij winkels aan de Marathonweg.
Daar was bijvoorbeeld het brood goedkoper (vooral tijdens de “broodoorlog” (1960?)) dan bij Carels aan de Minervalaan.
Toch voelde ik het onderscheid tussen “rijk” en arm - misschien moet ik zeggen meer en minder welvarend- anders.
Rijk dat waren ze aan de Apollolaan en aan de andere kant van de Beethovenstraat.
En “arm” waren ze wel degelijk soms ook in de Gerrit van der Veenstraat, vaak nog ten gevolge van de crisis in de dertiger jaren.
Aan de zuidkant van het Olympiaplein werd bij Dezi (zit er nog steeds!) alleen op hoogtijdagen gebak gekocht. Dezi,in mijn ogen een zeer luxe winkel die evengoed in de Beethovenstraat gevestigd kon zijn.
Maar natuurlijk, de huizen aan de oostkant van het Olympiaplein zijn groter, dan die aan de westzijde. Ze waren ook toen al heel goed onderhouden en de bewoners hadden grosso modo een zeer behoorlijk opleidingsniveau.
Zo kan ik mij herinneren dat bijna alle kinderen uit mijn klas van de Aeneas Mackayschool aan de Titiaanstraat doorstroomden naar de HBS, het Lyceum of het Gymnasium. Zou dat anders geweest zijn bij de scholen aan het Hygiëaplein?