Kortom, even liet de stad zich weer zien van haar zomerse kant. Ik zuchtte diep en liet de spanning van winter van me afglijden. Eindelijk af van kou, en regen, en weinig daglicht. Eindelijk. Ik mis de winter nooit.
Pas toen ik bijna de hoek om ging wist ik het: Ik miste de Oude Man. De Oude Man was een Heel Erg Oude Man. Zo oud dat je hem altijd een plaats aanbiedt in de bus en je je afvraagt of je hem moet helpen oversteken. Zo fragiel, zo oud, die gun je zijn laatste levensjaren in alle kalmte en rust.
Maar toch, elke keer als het winter was, en ook in de herfst, stond hij buiten. Zonder jas, gewoon in zijn opa-uniform: ribbroek, overhemd, bretels. En met zijn oude broze botten en verslappende spieren veegde hij de stoep schoon. Energiek zoals alleen een oude man dat kan zijn, joeg hij de bladeren of sneeuw weg van zijn stoep.
Het resultaat was altijd een brandschoon stukje stoep op de Bakkerswaal. Waar andere Oude Mensen alleen maar steen en been klaagden, over de jeugd van tegenwoordig, over dat de Overheid hier toch direct iets aan moest doen, bleef deze man stil en deed het zelf. Dat is hoopgevend. Die man dwong mijn respect af. Die man maakte mijn winters draagbaar.
Ik hoop dat hij de volgende herfst en winter er weer staat.
Reageer op "De Oude Man en de Lente"