De Houthavens, in stadsdeel Westerpark, is een van de laatste lokaties in Groot-Amsterdam waar nog grootschalige woningbouw mogelijk is. Vanaf deze week worden op die plek een paar honderd tijdelijke studentenwoningen in gebruik genomen, om de schrijnende kamernood een beetje te lenigen. Permanente bebouwing, zoals het stadsdeel al jaren van plan is, wordt tot nu toe tegengehouden door Cargill, een bedrijf dat onder meer maïs, cacao en oliezaden verwerkt. Cargill vreest dat de woningen zullen worden geteisterd door geluids- en stankoverlast en voorziet een stroom van klachten, met alle gevolgen van dien voor de bedrijfsvoering.
Het probleem staat niet op zichzelf. Uit een onderzoek van twee gemeentelijke diensten bleek in januari dat tweederde van het grondgebied van Amsterdam vanwege milieunormen niet geschikt is voor bouw van woningen of kantoren. De geluidsoverlastzones rond Schiphol maken verdere huizenbouw ten westen van de stad vrijwel onmogelijk, en ik vraag me af of Buitenveldert naar de huidige maatstaven wel gebouwd had mogen worden.
Het is een duivels dilemma: omdat er in en rond Amsterdam heel veel werkgelegenheid is, wonen er heel veel mensen. Maar omdat heel veel van die werkgelegenheid heel veel overlast veroorzaakt, is er ook heel veel gebrek aan bouwlokaties, en dus heel veel woningnood.
Deze week discussieert de gemeenteraad over de nota ‘Ruimte voor talent’ (PDF), waarin wordt bepleit dat de stad zich gaat richten op een ‘creatieve kennis- en diensteneconomie’. Dat lijkt me geen gek idee, want onderhand moet je je afvragen of er in een dichtbevolkte streek als de noordelijke Randstad nog wel plaats is voor grote, stinkende, lawaaierige bedrijvigheid als Cargill of een internationale topluchthaven. Als die wat minder ruimte krijgen, zijn er straks voor al die creatievelingen en slimpiepers misschien nog huizen ook.
Een reactie op "In lawaai kun je niet wonen"