Het boek 'De levens van Jan Six' van Geert Mak is erg mooi. Het bestrijkt een paar eeuwen Amsterdamse geschiedenis. Iedereen zou het moeten lezen. Is het niet omdat je er woont, dan is het wel omdat het de hoofdstad van ons land is. De geschiedenis van de stad, de opkomst van de VOC, de grootsheid van Amsterdam in die dagen. Maar vooral hoe de mensen leefden in die tijd spreekt mij aan. De familie Six was toen en is ook nu een erg rijke familie. Het portret van Jan Six, geschilderd door Rembrandt, hangt samen met een hoop andere kunst gewoon in huis.
Rembrandt was een goede vriend van de familie. Zij handelde o.a. in verf. Verf was erg duur in die tijd, maar er werd ook genoeg aan verdiend. Want als je een pand hier en dan weer een pand daar kan kopen, dan zal er toch wel wat over blijven.
Je komt in het boek ook de andere elite van Amsterdam tegen. Het ene buitenverblijf na het andere wordt besproken. Het ene na het andere grachtenpand beschreven. Je bent bijna kind aan huis in de Gouden Bocht. Panden waar een normaal mens toen echt niet binnen kwam. Nu nog niet trouwens. Dat is gelijk ook het minpunt van het boek. Daarom zou iedereen het ook moeten lezen. Ook alle nieuwkomers die in Amsterdam en Nederland zijn komen wonen en het idee hebben dat iedere Nederlander rijk is. En dan vooral omdat de grachtengordel zo rijk was en nog steeds is.
Mijn familie woont ook al een paar eeuwen in de stad. Die hebben geen kunstverzameling, geen familiearchief, geen spoor van grote panden door de stad en het land, waar ze die archieven konden beheren. Voor zover ik weet woonde mijn familie en tienduizenden andere mensen met veel kinderen op een halve woning of in vochtige keldertjes of stinkende pothuizen in achterbuurten. Die mensen die moesten zich rot werken voor lage lonen, kinderarbeid was heel gewoon, (kindersterfte trouwens ook) ze werkten aan levensgevaarlijke projecten en met giftige stoffen in o.a. de verfindustrie.
Terwijl de zogenaamde elite zomers massaal naar hun buitenhuizen vertrokken omdat de stad dan zo stonk en ongezond was, kon het plebs hier natuurlijk wel blijven. Die wisten niet beter. Maar waar ik eigenlijk echt een vieze smaak van in mijn mond krijg, is dat er vier eeuwen later eigenlijk niet zo veel veranderd is. Nog steeds zijn het maar een paar honderd families die bijna heel Nederland bezitten. Het plebs gaat tegenwoordig niet zo snel dood van de honger en natuurlijk hebben ze toegang tot medische zorg, maar verder is de onderklasse nog steeds niet meer dan een aantal pionnen op iemand zijn schaakbord.
Of je nou in een willekeurige achterstandswijk woont of al jaren geleden de stad bent uit gejaagd naar Purmerend of Lelystad, er moet natuurlijk wel een groot aantal mensen de lul zijn als je zoveel rijkdom wilt vergaren. Kortom er is in de eeuwen niet zoveel veranderd. Met dat in je achterhoofd is het een zeer verhelderend boek om te lezen.
Nog een troost: hoe rijker je wordt hoe banger je moet zijn. Het is niet voor niets dat kastelen dikke muren hebben en slotgrachten. Die mensen van toen (en van nu!) leven in hun zelfgemaakte gevangenissen.