Minuten lang keek ik naar zijn foto in de krant. Die oneindige blik in zijn ogen. Koud, bijna levenloos. Welke wereld gaat schuil achter zijn gezicht? Welke ellendige geschiedenis draagt hij met zich mee? Een twintiger. Zo oud als mijn kinderen, maar volkomen onvergelijkbaar. Was er dan helemaal niets meer waar hij zich mee verbonden voelde? Niemand voor wie hij wilde leven? Zelfs zijn eigen pasgeboren kindje niet? Waar is het in godsnaam misgegaan dat hij zich nog maar met één ding verbonden voelde: een bom om zijn middel…
Terwijl de hele wereld zich laaft aan schokkende beelden van terroristische aanslagen, laat het beeld van zijn foto mij niet los. Een jongeman die zomaar bij mij in de straat had kunnen wonen. In een gezin zoals zovelen bij mij in de buurt. Een Amsterdammer, zoals we allemaal Amsterdammers zijn in ons plezierige Mokum. Zou zijn diepgewortelde haat mij zijn opgevallen? Wist ik van zijn frustraties? Kende ik zijn geschiedenis? En als ik die al kende, zou ik er dan wat mee hebben gedaan? Zou ik hebben gemerkt dat hij zich uiteindelijk aan nog maar één ding wilde verbinden? Een bom!
Mijn gebruikelijke loopje naar de supermarkt voelt deze keer anders. De luidruchtig lachende en kwetterende jongelui op het pleintje kan ik niet meer los zien van die ene foto. Hoe zou het met hún leven zijn? Nee, hun blik is niet koud en levenloos. Zij lachen, maken ruzie, slaan elkaar hardhandig maar vriendschappelijk om tenslotte met een stevige hug de verbondenheid te bezegelen. Dat zit wel goed. Of toch… dat dachten ze van hém van die foto ook. Ik ken ze niet echt. Ik ken hun frustraties niet. Ik zie ze alleen maar en zeg hen gedag: ‘hé man!’ Ik weet niet wat hen bezig houdt. Ik mag ze graag. Ze zijn mijn vertrouwde straatbeeld.
Ik wil dat dit vertrouwde straatbeeld nooit verstoord gaat worden door een bericht dat een van hen zich nog slechts verbonden voelde met een bom. Ik wil nooit een foto van een van hun gezichten zien in de krant met zo’n oneindige blik en levenloze uitstraling. Ik zou mijn wandelingen naar de buurtsupermarkt duizend keer herhalen en me afvragen: had ik het kunnen weten, had ik het kunnen zien? Had ik iets moeten doen?
Hoe effectief zijn de ontelbare raketten op doelen van welke terroristische groepering dan ook, als wij niet in staat zijn om onze jongelui, onze toekomstige generatie, onze hoop, te binden aan onszelf? Zíjn foto staat voor mij symbool voor een grote uitdaging: de strijd tegen terreur begint bij onszelf! Ik wil alle jongeren horen roepen wat hen niet bevalt. Ik wil al hun frustraties horen. Ik wil weten wat hen beweegt. Ik wil weten wat zij te bieden hebben. Ik wil alle sluizen open zetten om hen te laten excelleren in ónze samenleving. Zodat we met zijn alle kunnen genieten van hun glunderende gezichten, zoals ik geniet van mijn twintigers.
Dick Glastra van Loon is directeur van Eigenwijks
Ik weet niet meer van wie die uitspraak is maar voor mij is het duidelijk:
het begint allemaal bij de kinderen, bij goed onderwijs, bij het opvoeden van de ouders.