De laatste tijd leef ik in mijn eigen land gedwongen in twee werelden.
En we zijn nog maar net halverwege, hoorde ik gisteren! Een spelletje heeft de samenleving gespleten. De normale nieuwsmedia zijn verworden tot babbelboxen, waar het de hele dag nog alleen maar dáárover gaat. En de reclameblokken maken me bijkans gek met snerpende fluitjes en gillende 'soundbites'. Aan de borreltafels gaat het ook al over niks, maar die mediajochies (en meiden, zij willen er ook graag bijhoren), die krijgen daar nog voor betááld, dat is toch een gotspe. Hoog tijd voor kabinetsberaad.
Is al die macht over ons bestaan soms geregisseerd? De gemiddelde voetballer – uitzonderingen daargelaten – is in zijn ontwikkeling bij zijn favoriete spelletje blijven steken. Dat merk je best als ze beginnen te praten. Nu is er één die regelmatig om zich heen bijt – niks bijzonders, bij mij in de speelhoek op de kleuterschool (zo heette dat vroeger) waren er ook een paar.
Ik kijk meewarig naar volwassen mannen die nog steeds hun frustratie zo afreageren. Toch zie ik nu werkelijk iedereen zich daarover opwinden, de file van herhalingen van het camerashot overtreft straks nog het 'all-time-record' van de crash van de Twintowers in 2001. Niemand die zich een minuut druk maakt over de corrupte top van FIFA en UEFA waar oude mannen, die zelf na één kort sprintje op het gras al aan de beademing moeten, hun graaiende gang gaan; om niet eens te spreken over de mafiose matchfixing infectie die alle fairplay in de topsport tot in zijn vezels aantast. Ondernemers versterken graag het heersende delirium waarin massaal het werkelijkheidbesef verdooft. De slimmeriken grijpen hun kans: zakenman, bn-er, politicus, koningshuis, ieder deint mee op de hossende golven en trekt intussen z'n eigen plan.
Toch is meer dan een kwart van de Nederlanders niet-voetbalfanaat, om allerlei redenen. Er zijn diehard voetbalhaters en er zijn mensen die het allemaal Siberisch koud laat – dan zijn er nog die geïrriteerd raken dat het normale verloop van het leven zo lang achtereen zodanig overhoop ligt dat het is alsof ze in twee werelden leven. Die van de anderen en die van een minderheid.
Het lijkt iets als op het bestaan van christenen in een fundamentalistisch islamitisch land. Je hóeft niet naar de moskee, maar je wordt wel vijf keer per dag langdurig met doordringend megafoon gebrul vanaf de minaretten daartoe aangemaand. Dat irriteert, maar je kunt er niets aan doen. Net even weinig als de Oekraïners aan de 'Rus-si-a, Rus-si-a!' roep in het oosten van hun land. De machteloosheid van een minderheid, die alleen kan hopen dat eens het verstand zal indalen.
twee reacties op "Hamsterdam: Leven in twee werelden"