Ik lees in de krant dat de Amsterdamse hockeyclubs gebukt gaan onder een overgewicht aan leden en belangstelling. Er zijn wachtlijsten. Alle kindertjes willen tegenwoordig op hockey. Om aan de vraag te voldoen zouden er wel dertig extra hockeyvelden nodig zijn. Dit zou een onaanvaardbaar grote wissel trekken op de sportbegroting in de regio. Ik zie het daarom als mijn burgerplicht om mee te helpen deze buitenproportionele hockeyvraag enigszins in te dammen. Want zó leuk is hockey helemaal niet!
Laat ik vooropstellen dat ik als puber zelf op hockey zat. De club verkreeg z'n leden vooral uit het leerlingenbestand van een Rooms Katholiek lyceum. Ikzelf was niet katholiek en zat ook niet op dat lyceum. Hier begon het sportief al fout te gaan, want nimmer in mijn leven heb ik daarna nog zo'n achterbaks katholiek zootje meegemaakt als toen op die club. Niet dat ik per se iets heb tegen katholieken, maar geef ze nooit een hockeystick in handen. Tip 1 dus voordat je lid wordt van een hockeyclub: check het achterliggende gedachtegoed.
Kaksport
Kijk, van oorsprong is hockey een vreselijke kaksport. Het meest aantrekkelijke ervan is dat het zowel bij jongens als meisjes populair is. Dat opent natuurlijk perspectieven, want vanuit het mannelijk standpunt bezien zitten er op hockey alleen maar mooie meisjes (althans, wanneer ze hun gebitsbescherming uitdoen). Dit zal voor een belangrijk deel de huidige populariteit verklaren. Wie kent niet uit heden en verleden al die begaafde hockeyvrouwen als Fatima Moreira de Melo, Kim Lammers, Mijntje Donners of Naomi van As?
Al dat lekkers Zulk inspirerend toptalent genereert nu eenmaal wachtlijsten.
Rugblessures
Maar hiermee hebben we de voordelen van het hockey dan ook wel zo'n beetje gehad. Voor de rest is het eigenlijk driewerf niks. Je loopt voortdurend gebukt achter een lullig balletje aan te rennen. Halverwege het seizoen heb je het zwaar in je rug. Menigmaal wordt er een speler die snoeihard een bal op het oog kreeg van het veld gedragen. Die hockeyballetjes zijn namelijk keihard. Een vreselijk blauw oog is het gevolg, waardoor je kansen om te scoren bij die leuke blonde speelster van Dames-B voorlopig tot nul zijn gereduceerd.
Blauwbekken
Dan is er ook nog de competitie. Die brengt mee dat je om de andere week een uitwedstrijd hebt op een tochtig veld ergens in een afgelegen rotdorp. Wanneer het vriest ben je maar al te vaak genoodzaakt je handen te warmen aan je eigen ballen. Hockey is heus niet zo flitsend als je altijd op televisie ziet. Vooral in de lagere regionen sta je voor een belangrijk deel van de tijd afwachtend te blauwbekken.
Zorg ook dat je de bal goed raakt. Train hier extra op. Een maar half geraakte bal veroorzaakt een dreunende trilling in de hockeystick, die zich pijnlijk doorzet naar de handen. Het bespelen van de piano, de gitaar, de blokfluit of de Fatima is dan die avond wat lastiger.
Bont en blauw
Nou, eens even zien, wat kan ik als ervaringsdeskundige nog meer bedenken om de hockeywachtlijsten een beetje weg te werken? Ja: je komt dikwijls bont en blauw van het veld. Want een sport waarbij je met een end hout het veld op mag biedt natuurlijk eindeloos veel mogelijkheden om de tegenstander eens flink te grazen te nemen. Weliswaar wordt dit in principe reglementair bestraft, maar net zo makkelijk komen spelers ermee weg. Vooral katholieke spelers, maar dat is een vooroordeel mijnerzijds.
Samenvattend: hockey is een zwaar overschatte k*tsport die van overheidswege ontmoedigd zou moeten worden. Als je dan zo nodig iets elitairs wilt doen, ga dan golfen. De velden dáárvoor liggen er al.
Onderschat dan niet hoe een hard geslagen golfbal kan aankomen.
Of een flinke doorzwaai met een golfclub!