
Onlangs bevond ik mij op een plastic tuinstoel in een tuintje van vier bij vier meter in Watergraafsmeer. Ik woon al vrij lang in Amsterdam maar in deze wijk was ik nooit eerder geweest. Het huis met het bijbehorende tuintje waar ik in zat wordt bewoond door een vriend van mijn vriend en zijn vriendin. Om het te bereiken moesten we kriskras door kleine straatjes afgebakend door heggen en schuttingen, langs andere huizen en tuintjes van precies dezelfde proportie en knusheid. De mensen in de tuintjes en de spaarzame voorbijgangers groetten elkaar vriendelijk bij het passeren. Terwijl ik daar zat passeerde een gezinnetje op nog geen twee meter afstand van mijn tuinstoel. ‘Hallo,’ knikte de man naar mij. ‘Hallo,’ zei ik, een beetje verschrikt.
Zelf woon ik nu zo’n drie jaar in een smal straatje op de grens van Jordaan en centrum, met twee huisgenoten. Het heeft de eerste anderhalf jaar geduurd om een zodanige band met mijn buren op te bouwen dat wij elkaar groeten. Soms. Recht tegenover ons woont al een tijd een stelletje met een woonkamer op dezelfde hoogte als de onze, met als gevolg dat wij hun en zij onze gedragingen in huis kunnen volgen als was het een reality show zonder geluid. De jongen zit hele dagen voor het raam op zijn computer. Ik heb geen idee wat hij daar doet, want ik heb hem nog nooit gesproken.
Mijn bezoek aan de Watergraafsmeerse tuintjes confronteerde mij met mijn bizarre buursituatie. Mijn buren, het stelletje tegenover ons in het bijzonder, zijn mensen die ik feitelijk vaker zie dan mijn eigen moeder. Als letterlijke nabijheid een sociale band zou bepalen zouden wij en zij allang vriendschapsringen hebben uitgewisseld en eens in de week gezamenlijk barbecueën op ons dakterras. De realiteit: één keer zag ik ze in de supermarkt bij ons in de buurt. Er zat er opeens geen straat meer tussen. Nou moest ik tegen ze praten! Abrupt draaide ik me om en begon de glutenvrije ontbijtprodukten te bestuderen. Toen ik voorzichtig omkeek waren ze weg.
Met buren ben ik altijd ongemakkelijk geweest. Als ik eenmaal thuis ben sluit ik de rest van de stad graag een beetje buiten want dat is wel zo rustig. Je buren zien je echter ook als je op zondagmorgen ongedouched in joggingbroek naar de bakker stiefelt of zien dat je voor de derde keer die week chinees laat bezorgen. Dingen die je niet op Facebook zet, zeg maar. Het lijkt dan makkelijker om afstand te bewaren en te doen alsof ze slechts bewegende onderdelen zijn van het straatbeeld. Makkelijker, maar misschien wel eigenlijk ongemakkelijker. Want je ziet ze toch elke dag.
In de tuin van de vriend van mijn vriend en zijn vriendin zitten we uit te buiken van de barbecue met een biertje en kijken de zon tot achter de daken na. Een man in joggingbroek met hond loopt langs. “Proost, geniet ervan!” knikt hij lachend; wij lachen terug en heffen kort onze glazen naar hem op. Ik neem een slokje en bedenk: de volgende keer dat ik er eentje tegenkom in de supermarkt, zeg ik hallo.
drie reacties op "Buren"