De geschiedenis van slavernij in het Caribische gebied is niet alleen de geschiedenis van de afstammelingen van tot slaaf gemaakte Afrikanen. Het is een deel van de Nederlandse geschiedenis en in het bijzonder de Amsterdamse geschiedenis.
Bijna drie eeuwen lang waren Amsterdam en de Amsterdammers nauw betrokken bij slavenhandel en slavernij. De stad zelf als belangrijkste partij in de West-Indische Compagnie en als mede eigenaar van de Sociëteit Suriname. Maar ook vele Amsterdammers, vaak van bekende families uit de zeventiende en achttiende eeuw, hadden belangen in plantages en slavenhandel.
[Het wapen van de Sociëteit Suriname - Stadsarchief Amsterdam. Klik voor hele afbeelding]
Op de website Amsterdam en Slavernij laat het Stadsarchief zien welke sporen van de slavernijgeschiedenis overal in de Amsterdamse archieven terug te vinden zijn. In familiearchieven, archieven van de stad en de handelshuizen en niet in de laatste plaats de notariële archieven.
Een inmiddels bekend voorbeeld van een Amsterdammer die betrokken was bij slavenhandel is Paulus Godin, bestuurder van de WIC en directeur van de sociëteit Suriname.
Bekend omdat hij de Herengracht 502 liet bouwen, de huidige ambtswoning onze burgemeester. Op de website Amsterdam en slavernij zie je zijn naam in een contract voor de levering van 1800 pieces de India, gezonde Afrikanen van tussen de 15 en de 36 jaar.
Stowage of the British slave ship Brookes under the regulated slave trade act of 1788 - Bron: Wikipedia.nl
[Klik voor hele afbeelding]
Veel minder bekend zijn de Amsterdamse vertegenwoordigers van Surinaamse plantages die regelmatig bij de WIC kwamen om slaven te bestellen. Een contract voor de levering van 250 mensen uit 1706:
Salomon van Loo twaalf slaven voor rekening van Joan Kevink, aan hem af te leveren.
Joan Baptis van Malsen, voor rekening van Henrij Mackinthois. Een order van zes slaven, aan Jan Machinthois af te leveren.
Joan Wilhem van Meel zes slaven voor rekening van Elias Giraudet. Aan hem af te leveren.
Dirck Booner vijftien slaven voor rekening van Balthazar Vermeulen. Aan hem af te leveren.
Dirck Booner zes slaven voor rekening van Philipa Houtkoopers. Aan haar af te leveren.
Notaris Stephanus Pelgrom, tevens secretaris van de Sociëteit Suriname, legde dit alles keurig vast.
Ook de afspraken met slavenhalers werden door notarissen vastgelegd, inclusief het salaris van de schipper en een eventuele bonus bij het aanleveren van extra slaven:
Als hij voor de reders rekening 320 leverbare slaven naar West-Indië brengt óf als hij een minder groot aantal brengt waarvan de kwaliteit nog steeds zo goed is dat de lading voor ten minste 120.000 guldens verkocht kan worden. Dan is er 1200 gulden (bonus zouden we nu zeggen) voor de kapitein.
Zo’n schipper vertrok vervolgens naar Afrika om daar mensen te kopen om ze in Amerika door te verkopen. De gekochte Afrikanen werden onder erbarmelijke omstandigheden naar het Caribisch gebied gebracht.
De taferelen die zich aan boord en in afwachting van verscheping af gespeeld moeten hebben, kunnen wij ons nauwelijks voorstellen. Soms werd het zelfs het bootspersoneel te veel en lieten zij bij de notaris een verklaring afleggen.
Een ooggetuige, matroos van het slavenschip De Juffrouwen Anna en Maria, doet in 1765 een schokkende verklaring:
Ik heb menigmaal gezien en ondervonden, dat Oppermeester Brukelman, niet alleen de gezonde maar ook de zieke slaven heeft geslagen, gestoten, getrapt, en mishandeld en gesneden so dat er verscheijdene van hen door de mishandelingen sijn gecrepeerd en gestorven.
Ondanks deze omstandigheden overleefden de meeste gevangenen de reizen over de Atlantische Oceaan en werden ze bij aankomst als slaven verkocht aan plantages.
[Kaart Berbice, 1741(Bron: Stadsarchief Amsterdam) - Klik voor hele afbeelding]
Daar werden ze letterlijk deel van de inventaris van de plantage en moesten zij onder zware omstandigheden werken voor de Amsterdamse stapelmarkt. Zo verging het honderdduizenden in Suriname, Berbice of waar er maar vraag was.
Het bijzondere van de archieven is dat de namen van veel van deze slachtoffers niet verloren zijn gegaan. Met Amsterdam en slavernij hoopt het Stadsarchief hieraan een bijdrage te leveren en vooral ook een aanzet te geven tot nieuw onderzoek in hun eigen en andere archieven met betrekking tot deze belangrijke Amsterdamse geschiedenis.
Mark Ponte werkt bij het Stadsarchief Amsterdam en is ook medewerker van Amsterdam Centraal.
Toch zou ik er de kanttekening bij willen maken dat de slavenhandel ook door de andere koloniserende landen werd bedreven. De afbeelding van het "stuwplan" van de Britse "Brooks" spreekt voor zichzelf. Het was natuurlijk ook een keten: met leveranciers en afnemers. (Denk aan Afrikaanse Ashantikoningen en Spaanse en Portugese plantage kolonisten). De Hollanders (en ZEEUWEN) waren nu eenmaal DE zeevaarders van die tijd, men deed aan "transport" en ging voor de winst, zo cynisch was men. Zijn we nu anders?
Ik wil niets vergoelijken, maar wie weet hoe men in de toekomst over onze globalisering van vandaag de dag zal oordelen? Industriële wantoestanden, uitbuiting voor grote winst op elektronische gadgets en supergoedkope kleding? Dat is het waar we ons het meest over zouden boos maken: het kwaad dat nog steeds niet de wereld uit is. De slavernij is voorbij, een zwarte bladzij, maar voorbij.