De ‘traditionele’ Nederlandse fiets is gebaseerd op Britse en Franse voorlopers, stelt Zahid Sardar in zijn onlangs verschenen boek De Nederlandse fiets. Desondanks cultiveerden fabrikanten het imago van een typisch Nederlands gebruiksvoorwerp dat nauwelijks was veranderd omdat er niets aan viel te verbeteren. Zoals Timo de Rijk opmerkt in het voorwoord van het boek:
Waar de Hollandse fiets in vreemde ogen zwaar en onhandelbaar was, gold hij hier als solide en onverwoestbaar, en werden van de weeromstuit de lichte aluminium fietsen uit Frankrijk openlijk belasterd als inferieur en nodeloos voorzien van aanstellerige en kwetsbare derailleurs.
In het begin van de 20ste eeuw waren er 4.000 fietsmerken in Nederland. Sardar verwijst naar bekende fabrikanten als Gazelle en Batavus, maar ook naar lokale merken in steden als Utrecht. Hij bespreekt de oorsprong van de omafiets en zijn relatie met de vrouwenemancipatie. Daarnaast komen allerlei andere culturele en vormgevingsaspecten van de geschiedenis van de Nederlandse fiets aan bod.
Het boek is geïllustreerd met prachtige historische foto’s, advertenties, een verzameling fantastische merkplaatjes en ander materiaal. Dan, op ongeveer tweederde van het boek, richt Sardar zich op moderne Nederlandse fietsontwerpen. Dit is een beetje een anticlimax: de meeste van deze fietsen zien er nogal suf uit. Neem bijvoorbeeld de Van Moof (haalt het niet bij de elegante Joep) of de OV-fiets, om maar te zwijgen over e-bikes en houten fietsen. Tegen deze achtergrond is het goed om te zien dat de hipste fietsen van Amsterdam momenteel oude (vrouwen-) racefietsen zijn. Met derailleurs.
Dirk Kloosterboer schrijft ook op zijn blog dirkmjk.
Reageer op "De hipste fiets van Amsterdam"