Vorige keer heb ik geschreven over plaatsen waar Hermans woonde in Amsterdam. Maar in zijn romans komen nog veel meer verwijzingen voor naar plaatsen in de hoofdstad. Soms betreft het verzonnen plekken, een andere keer zijn ze reëel. Zo wordt bijvoorbeeld Wouwermanstraat 162 genoemd in Ik heb altijd gelijk. Het huisnummer heeft nooit bestaan, de straat bestaat wel.
In De donkere kamer van Damocles heeft een ontmoeting plaats tussen Dorbeck en Osewoudt. Of Dorbeck echt bestaat is een raadsel, het leven van Osewoudt hangt ervan af. De ontmoeting zou plaatsvinden in de Nieuwe Spiegelstraat. Osewoudt probeert in de Spiegelstraat een foto te maken van Dorbeck. Hermans fotografeerde zelf ook regelmatig. Osewoudt bezoekt ook het bibliotheekgebouw aan Singel 421: ‘Hij keek door de linkerdeur en zag een drukte van staande en heen- en weer lopende intellectuelen.’
In hetzelfde boek (De donkere kamer van Damocles) komt Osewoudt aan op het Centraal Station in Amsterdam, waar hij door de luidsprekers zijn naam hoort omroepen: ‘…wordt verzocht zich te vervoegen op het bureau van de stationschef tot het in ontvangst nemen van een belangrijke boodschap.’ Osewoudt verdwijnt hierop snel de stad in. Hij vertrouwt de zaak niet.
Dorbeck en Osewoudt gaan na de Bernard Kochstraat ‘een sombere straat in met in het midden een trottoir beplant met hoge bomen.’
Dat moet wel haast de Amstelveenseweg zijn. Een weg, die Hermans sowieso fascineerde, omdat er in de meidagen van 1945 nog vier doden vielen na een vuurgevecht tussen BS’ers en SS‘ers. Er staat aan het hek bij het Vondelpark een gedenksteen.
Diezelfde Amstelveenseweg speelt een rol in De tranen der acacia’s. Hier is het Arthur Muttah, die een eind oploopt met verzetsstrijder Karel Proost. Ze passeren het Vondelpark en gaan de Overtoom op. Muttah steekt in dit boek ook de Apollolaan over en zoals ik vorige maal schreef woonde Hermans op nummer 129 op een kamer. Muttah eet trouwens in een restaurant in de Beethovenstraat. Het is zeer zeker Café de Paris, dat op nummer 9 was gevestigd. De eigenaar was joods. In 1942 werd het etablissement door de bezetter gesloten. De arme eigenaar werd naar Westerbork gedeporteerd.
Het Frederiksplein komt overigens ook veelvuldig voor in de verhalen van Hermans. Muttah wandelt er. In De laatste roker wordt het genoemd en in Hermans is hier geweest, een melodrama speelt het een rol. Uitgever Van Oorschot gaf het melodrama uit in boekvorm, maar moest het na een kort geding terughalen uit de boekhandels. De verhouding met Hermans was bekoeld.
Op de plek waar nu de Nederlandse Bank staat, in de overgebleven galerij van het in 1929 afgebrande Paleis voor Volksvlijt, maakte Cas Oorthuys in 1954 foto’s van Reve en Hermans. Ze waren toen nog bevriend.
Tegenover de rocktempel Paradiso bevindt zich tenslotte het Barlaeusgymnasium aan de Weteringschans 29. Hier zat Hermans op school. In Paradiso werd het omstreden toneelstuk King Kong slechts eenmaal opgevoerd geregisseerd door Annemarie Prins.
We zouden zo nog een hele tijd door kunnen gaan met plekken in Amsterdam uit het werk van Hermans. Maar er is ook een bijzonder leuk boek over. Het heet De stad is in verval. Schrijver/journalist Bob Polak heeft een aantal wandelingen uitgezet door het Amsterdam van Hermans. Uitgeverij Bas Lubberhuizen maakte er een handig smal boekje van, dat dus op de wandeling precies in de jaszak past.
Reageer op "Inkt op de Amstel: W.F. Hermans [2]"