De bardame begrijpt onmiddellijk wat er aan de hand is. Vriendelijk maar kordaat probeert ze de man op zijn gemak te stellen: 'It's all right. You're going to be just fine. If you have to throw up, throw up.' Wanneer de man inderdaad aanstalten maakt, voegt ze er nog aan toe: 'Do it there.' Intussen roept ze een paar instructies naar de keuken: 'Vlug, een paar glazen suikerwater en twee sjuderans. En een emmer sop.' En een moment later: 'Veel emmers!'
De twee inderhaast opgetrommelde agenten hebben duidelijk vaker met dit bijltje gehakt. Ze zijn bewonderenswaardig vriendelijk en professioneel: naast de gebruikelijke vragen ('Spacecake? Hebben ze al iets zoets gekregen?') stellen ze ook vragen waaraan wij niet eens zouden denken: 'Could it be that your wife is allergic to any of the ingredients of the cake?'
De ambulancebroeders, die even later arriveren, zijn minder aardig. 'Het zal me eigenlijk aan m'n reet roesten,' zegt de ene tegen zijn collega: 'gewoon weer een toerist die teveel spacecake heeft gegeten.' Gelijk heeft-ie: als je teveel spacecake hebt gegeten is dat uitermate vervelend, maar niet levensbedreigend. 'You don't know how I feel', huilt de vrouw. Maar van de zeven mensen die zich om haar heen verzameld hebben, weten er minstens vier precies hoe ze zich voelt. Ze hebben het allemaal wel eens meegemaakt, maar dan rond hun zeventiende. En daarna nooit meer.
Waarom zijn het in Amsterdam, waar drugs min of meer vrij voorhanden zijn, juist de toeristen die in de problemen komen door teveel blowen, teveel spacecake en slechte paddo-trips? Dat moet liggen aan het intolerante drugsbeleid in hun eigen land. Laat ik beginnen met een voorbeeld van hoe het niet moet.
Mijn middelbare school stond in een vissersdorp aan het IJsselmeer. De gemeente voerde er een nogal repressief drugsbeleid. Onze dope betrokken we van B., een ouwe hippie, die in een kraakpandje aan de haven Marok, Afghaan, Libanon en wiet verkocht. Na een paar maanden werd het pandje gesloopt. Van B. is sindsdien niet veel meer vernomen.
Zijn plaats werd al snel ingenomen door V., een jongen van rond de twintig, die in het centrum een coffeeshop-achtig bedoeninkje runde. V. maakte geen geheim van zijn business. Hij reed door het dorp in een tweedehands lijkwagen, waarvan de zwarte vlaggetjes waren vervangen door rasta-vaantjes met wietbladen erop. Op een goeie dag reed de politie met een shovel door zijn gevel naar binnen. Exit V.
Sindsdien deed de gemeente al het mogelijke om het openen van een echte coffeeshop te saboteren. Het gevolg was dat we waren aangewezen op vage 'drugspanden' in de nieuwbouw, waar naast hasj en wiet ook speed en coke te krijgen waren. Omdat de sfeer in die panden niet te harden was, pakten de meeste scholieren gewoon de trein naar Hoorn of Amsterdam, waar 'legale' coffeeshops waren. Maar een flink aantal scholieren sloeg ook aan het experimenteren met het 'zwaardere spul'.
Uit het bovenstaande blijkt vrij duidelijk dat het voeren van een intolerant softdrugsbeleid het gebruik van softdrugs, laat staan harddrugs, niet tegengaat. De regeringsplannen om coffeeshops in de nabijheid van scholen te sluiten hebben dan ook geen enkele zin. Ten eerste weten scholieren, met of zonder coffeeshops, altijd wel iets te blowen te vinden. Daarnaast druk je door repressie het softdrugscircuit de illegale - dus oncontroleerbare - hoek in. Vermoedelijk is het aan dergelijk beleid te danken dat in vissersdorpen als Volendam, Bunschoten-Spakenburg en Urk het cokegebruik onder jongeren zo schrikbarend hoog is.
Over de voordelen van het tolerante drugsbeleid in steden als Amsterdam is al veel geschreven. Niet alleen komen jongeren, door de eenvoudige beschikbaarheid van softdrugs, minder snel in de verleiding om harddrugs te gaan gebruiken, bovendien raken ze al snel vertrouwd met ongewenste bij-effecten van druggebruik. De meeste Nederlandse jongeren weten precies hoe ze moeten omgaan met overdosering van cannabis: veel suiker, vitamine C (bijvoorbeeld in de vorm van sinaasappelsap) en vooral kalmte. Niet alleen wordt dat op de meeste scholen onderwezen, het maakt tegenwoordig ook deel uit van het EHBO-onderwijs.
In Amsterdam zijn het dan ook meestal toeristen die in de problemen raken door overmatig gebruik van softdrugs of paddestoelen. Ze kennen de gevaren niet of nauwelijks, ze hebben geen vrienden bij zich die weten wat ze moeten doen als het mis gaat. De gevolgen zijn bekend: bij foute paddestoelentrips gaat het volgens de GGD in 90% van de gevallen om buitenlandse toeristen. Ook van het aantal mensen dat doordraait na het eten van spacecake is de meerderheid in Amsterdam als toerist.
Natuurlijk is hier meer aan de hand dan alleen een gebrek aan kennis, voorlichting en ervaring. Veel toeristen komen maar voor een weekendje naar Amsterdam en nemen niet de tijd om rustig te 'acclimatiseren'. Omdat Amsterdam in het buitenland de reputatie van een grote speeltuin geniet, willen de bezoekers alles tegelijk. Vaak zuipen ze stevig en ook bij de inname van drugs nemen ze geen halve maatregelen. Tot ze mis'lijk van het draaien en de limonade zijn, en er een ambulance aan te pas moet komen om ze af te voeren.
Terwijl ik afgelopen weekend op het caféterras naar de stuiptrekkende Britse toeriste zat te kijken, vroeg ik me af wat voor immorele bastaard iemand twee spacemuffins laat opeten. Maar meteen bedacht ik me dat een coffeeshophouder - net als een gewone kroegbaas - in essentie een dealer is, die handelt uit winstbejag. Het is een vergissing om coffeeshophouders te zien als veredelde jongerenwerkers, die hun klanten uit de stront moeten houden. Daarvoor zijn die klanten zelf verantwoordelijk.
Toeristen in Amsterdam worden doodgegooid met informatie over drugs. In elke reisgids over Amsterdam staat een hoofdstuk over de gevaren van overmatig cannabisgebruik. In iedere coffeeshop staan foldertjes met informatie over softdrugs en in iedere smartshop is voorlichting over de effecten van paddestoelen te krijgen. Maar als de toeristen die raadgevingen in de wind slaan of ze botweg niet lezen, raken ze al snel in de problemen.
Moeten we de coffee- en smartshops dan maar sluiten? Nee. Door hun huidige, semi-legale staat is het tenminste mogelijk om ze aan regels en controles te onderwerpen. Drugs zijn niet gezond, ook softdrugs niet, maar wereldwijd hebben alle pogingen om mensen ervan af te houden gefaald. Ons drugsbeleid werkt: het feit dat de meeste Nederlandse gebruikers op relatief verantwoorde wijze met drugs omgaan spreekt boekdelen.
De problemen met cannabis- en paddotoeristen moeten dan ook niet in Amsterdam worden opgelost, maar in het land van herkomst. Bijvoorbeeld door het geven van goede voorlichting en adequaat onderwijs. En door het overnemen van ons tolerante softdrugsbeleid, waardoor toeristen gewoon thuis met cannabis leren omgaan. Niet alleen zal dat de aantrekkingskracht van Amsterdam op drugstoeristen verkleinen, het betekent ook dat wij in Parijs, Londen of Berlijn een lekker jointje kunnen roken. Dat lijkt me wat je noemt een win-win-situatie.
lang leven de neder weed.